Naar aanleiding van de start van het schooljaar heeft de minister van onderwijs, Hilde Crevits, een hele reeks interviews gegeven. Telkens heeft zij verklaard dat ze een aantal klemtonen wil leggen. Zij uitte onder meer haar bezorgdheid om de kwetsbare positie van de startende leraar en om het gebrek aan vertrouwen ten aanzien van het onderwijspersoneel.
De laatste maatregel om de precaire situatie van de startende leerkracht te verbeteren, dateert van 2000. Toenmalig minster van onderwijs Marleen Vanderpoorten voerde in dat jaar de vervangingspool in. Het personeelslid kreeg een aanstelling voor een volledig schooljaar en deed vervangingen als het nodig was. Wanneer er geen vervangingsopdracht was, werd het zinvol ingezet in zijn ‘ankerschool’. De aanstelling voor het volledige schooljaar garandeerde dat de collega voor dat jaar zeker was van een salaris en op deze manier wat meer zekerheid geboden werd. Het systeem kwam slechts met moeite op gang en kon ons aanvankelijk niet bekoren. Toch waren wij teleurgesteld toen Frank Vandenbroucke het enkele jaren later afschafte. De minister vond het systeem te duur, omdat de personeelsleden in de vervangingspool ‘slechts’ 70% vervangingen deden. Ook toen sneed men omwille van (vermeende) efficiëntiewinst goede initiatieven weg.
Op zich zijn wij tevreden met de aandacht die deze minister wil schenken aan de positie van de startende leraar, maar zij moet beseffen dat aan iedere ingreep een budgettair prijskaartje vasthangt. Indien ze zich hiervan geen rekenschap geeft, dreigen we opnieuw terecht te komen in de discussie van vorige legislatuur. Ook nu zullen wij niet aanvaarden dat de positie van sommige personeelsleden verbeterd wordt ten koste van de arbeidsvoorwaarden van anderen. Een voorbeeld. Stel dat men het volledige vervangingsbudget verdeelt op het mesoniveau (scholengroepen, scholengemeenschappen,…). Welke gevolgen heeft dat? Iedere scholengroep kan dan leerkrachten aanstellen voor een volledig schooljaar. Anderzijds blijven er dan geen middelen over om op piekmomenten vervangingen te verzekeren! De positie van de startende leerkracht wordt dus verbeterd, want hij krijgt een aanstelling voor een volledig schooljaar. Voor de anderen zal de werkdruk echter stijgen, want zij zullen op die piekmomenten opdraaien voor de vervanging van hun afwezige collega’s. ACOD Onderwijs is bereid deze discussie aan te gaan met alle gesprekspartners.
Een tweede element dat de minister steeds naar voor brengt, is dat ze opnieuw meer vertrouwen wil geven aan het onderwijspersoneel. Dit zou ondermeer tot uiting moeten komen in een vermindering van de planlast (of moeten we over ‘irriterende regeldruk’ spreken?). De strijd tegen planlast is al vaak opgestart, maar die blijkt even hardnekkig als ongrijpbaar. De directeur van de school wijst naar externen – inspectie, begeleidingsdiensten, … – om al dat papierwerk te verantwoorden. De inspectie en de begeleidingsdiensten van hun kant beweren dat zij al die papieren niet vragen.
Het regeerakkoord geeft aan dat de gedragen aanbevelingen uit het rapport ‘Kom op tegen planlast’ uitgevoerd worden. Tot op heden weten wij niet welke aanbevelingen als gedragen worden beschouwd. ACOD Onderwijs gaat er wel van uit dat samen met de sociale partners zal afgetoetst worden welke aanbevelingen gedragen zijn en welke niet.
U kan het rapport ‘Kom op tegen planlast’ raadplegen op onze website (www.acodonderwijs.be > links en publicaties > publicaties). Het bevat inderdaad heel wat aanbevelingen. Een voorbeeld hiervan is het belang van de directeur als ‘poortwachter’: de directeur moet sterk genoeg zijn om zijn personeel te beschermen tegen planlast. Jammer genoeg zal hij vaak – vanuit een zekere vrees voor sancties – heel wat zaken op hen afwentelen. Natuurlijk is dit allemaal makkelijker gezegd dan gedaan, maar als we iets willen doen aan dit complexe probleem, dan zullen we ergens moeten beginnen.